atrandom8.gif

Focussen

Focussen als methode is in de jaren ’60 en ’70 ontwikkeld door Eugene Gendlin, destijds medewerker van Carl Rogers, later hoogleraar psychologie en filosofie, aan de Universiteit van Chicago. Begin jaren zestig onderzocht Gendlin c.s. hoe het kwam dat sommige cliënten werkelijk veranderden in psychotherapie en andere niet. Zij bestudeerden opnames van honderden therapiesessies; ze ontdekten daarbij dat de ‘succesvolle’ cliënt op een bepaalde manier met zichzelf en zijn problemen omgaat. Ze hoorden hoe zo’n cliënt ergens in de sessie langzamer ging praten, naar woorden zocht om te beschrijven wat hij op dat moment voelde, en als het ware vanbinnen checkte of het klopte wat hij zei. Dat klonk vaak als: ‘Hmm … tja … ik weet niet … hoe moet ik dat nou zeggen …’t is zoiets als … ehh … vastzitten … of eigenlijk meer opgesloten … ja, opgesloten …’ Vaak gaf de cliënt ook nog aan waar in het lijf hij het voelde: ‘hier ergens … zo’, of ‘in m’n hele lijf’. Dit aftasten van en luisteren naar het ervaren in het hier en nu, lijfelijk én emotioneel, bleek de sleutel tot positieve veranderingen.

Gendlin besloot uit te zoeken hoe je deze, op het eerste gezicht zo simpele, benadering kunt bijbrengen aan iemand die dat uit zichzelf niet doet. In de jaren daarna ontwikkelde hij een methode hiervoor die hij ‘focussen’  noemde, en die een ieder zich eigen kan maken.

Focussen: luisteren naar je lijf.

Focussen begint met luisteren, luisteren naar hoe je vanbinnen op iets reageert of hoe je iets met je meedraagt. (Het woord ‘luisteren’ omvat hier ook: kijken, aftasten, opmerken, nagaan – al datgene wat in het Engelse woord ‘sensing’ ligt besloten.) Iedereen kent het: dat laatste gesprek met je collega ‘ligt je zwaar op de maag’, je bent helemaal ‘vol’ van een plan, of je voelt je ‘leeg’ na een vergadering - gewaarwordingen in je lijf die iets met je leven te maken hebben. Vaak lopen we eraan voorbij; met name vervelende gevoelens negeren of onderdrukken we: we pakken de krant, nemen een borrel of zetten de TV aan. En als we een góéd gevoel hebben, gunnen we ons nauwelijks de tijd om daarbij stil te staan.

Als je focust, geef je juist aandacht aan zo’n lijfelijke gewaarwording op een respectvolle, benieuwde manier. Je maakt een veilige ruimte vanbinnen voor alles wat zich via die lijfelijke gewaarwording aandient, dus ook voor ‘weerstand’, schaamte, ondermijnende zelfkritiek en andere ‘negatieve’ gevoelens en oordelen.

Eerst neem je dan de tijd om dat wat je ervaart helderder te krijgen. Het gaat daarbij niet om een analyse van gebeurtenissen of om het herbeleven van een emotie, maar om een totale notie van wat er is.

Vervolgens ga je er als het ware bij zitten, bereid om te luisteren naar wat ermee aan de hand is en wat het je misschien duidelijk wil maken. Het krijgt zo de kans zich te ontvouwen en er helemaal te zijn zoals het is. Eigenlijk hoeft de focusser in deze fase niet veel anders te doen dan erbij te zijn en het proces zijn gang te laten gaan. Zoals je organisme zelf ‘weet’ hoe het een wond moet genezen - als jij zorgt voor gunstige voorwaarden - zo kent het ook zijn eigen wegen als het om de genezing van iets op zieleniveau gaat. Ook daar moet je dan wel zorgen voor gunstige voorwaarden. Focussen helpt die voorwaarden te scheppen waarin het zelfgenezend vermogen van het organisme zijn werk kan doen.

Niet alleen voor genezing en heel-worden, ook voor het richting vinden in je leven kun je op je organisme vertrouwen, want het heeft zijn eigen blauwdruk, net als ieder ander organisme. Het weet hoe het in de gegeven omstandigheden het best in overeenstemming met die blauwdruk verder kan gaan. Focussen helpt die blauwdruk (terug) te vinden: je wordt meer en meer jezelf. Dat brengt vreugde en ontspanning, kracht en nieuwe energie in je leven.

Een bekende uitspraak van Gendlin, die de methode van focussen heeft ontwikkeld, is: ‘Als je wilt weten hoe de soep ruikt, kun je beter niet je hoofd erin stoppen’. Als je wilt weten hoe iets vanbinnen in je leeft, moet je er niet middenin gaan zitten, niet ermee samenvallen. Alleen als je zelf luisterend bij iets bent, kan het je zijn verhaal vertellen. Als je ermee samenvalt of erdoor wordt overspoeld, is er niemand om het verhaal aan te horen. Anderzijds moeten focusser en ‘dat wat er is‘ wel dicht genoeg bij elkaar zijn om contact te kunnen hebben. Mensen die gewend zijn hun lichaam te zien als een voertuig dat hun hoofd ronddraagt, zullen daar aanvankelijk moeite mee hebben. Tijdens het focussen leer je een werkbare afstand te vinden: niet weg van iets, niet er middenin, maar erbij.

Een focusproces staat of valt met de eerder beschreven open, uitnodigende, niet-oordelende houding: wat zich ook maar meldt krijgt aandacht, erkenning en respect, en dat nodigt uit tot het ‘meer’ daarachter of daaronder.

Wezenlijk daarbij is: het in contact zijn en blijven met de lijfelijke kant van het gevoelde. Met gedachten over wat je voelt, kun je alle kanten uit, beelden die het oproept kunnen een eigen leven gaan leiden, emoties kunnen je het zicht op het geheel ontnemen. Maar zodra en zolang je in contact bent met hoe je lijf iets beleeft of met zich meedraagt, beschik je over een mogelijkheid tot toetsing en een authentieke bron van ‘informatie’.